Verhalen

Enternaren werkten als dwangarbeider in munitiefabriek Strausberg

Enternaren werkten 2½ jaar als dwangarbeiders in munitiefabriek in Strausberg

 

Herinneringen aan de 2e Wereldoorlog gingen in veel gezinnen  in Enter over het onderduiken tijdens de razzia’s voor de Arbeitzeinsatz. De vindingrijkheid om zich voor de Grϋne Polizei  te verbergen kende geen grenzen  al was de hooiberg/schuur als schuilplaats wel oververtegenwoordigt.

 

Toen in februari 1943 het 6e Duitse leger zich overgaf bij Stalingrad kostte dat een kwart millioen doden/gevangenen. Een steeds groter beroep werd gedaan op de mannelijke Duitse bevolking om toe te treden tot het leger.  Om ook de Duitse oorlogsindustrie draaiende te houden werden uit de bezette Europese landen dwangarbeiders gehaald. De Arbeitzeinsatz werd in mei 1943 ingevoerd.

 

Links Hendrik Scholten (Hobbelink) en rechts Dirk Kuipers (Detjes-Derk) bij het Ostlager waar ze sliepen. Omdat er ook gevangenen uit concentratiekampen werkten was het omheind.

Hieraan voorafgaand was het in 1941 al mogelijk op vrijwillige basis in Duitsland te gaan werken. De omstandigheden waaronder dat gebeurde werden door de bezetter veel te mooi voorgesteld.

 

In 1942 werden arbeiders die bij een Gewestelijk Arbeidsbureau voor een uitkering stonden ingeschreven verplicht om in Duitsland te gaan werken. Ook in Enter kregen ze daarmee te maken. Op 24 oktober 1942 werden hier 15 mannen en jongens opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Hun bestemming zou liggen ca. 35 km ten Oosten van Berlijn.

 

Enkelen van de opgeroepenen hebben zich verstopt t.w. Js. Schrooten, Arnold Slaghekke en J. Wolters. Enkele anderen worden afgekeurd. Samen  met Henk Scholten en Dirk Bouwhuis ging Dirk Kuipers op reis naar Duitsland.

 

De tocht (per trein)  ging via Almelo, Bentheim naar Berlijn waar ze 29 oktober ’s nachts om drie uur  aankwamen. Gedurende de hele tocht hadden ze niets  te drinken gehad en ze hadden vreselijke dorst.  Van een vreemde kregen ze een slok bier wat hun dorst niet lestte maar het was beter dan niets.  Voor eten was er ook geen tijd.  De rit ging  verder naar Strausberg een stadje van ca. 18000 inwoners ongeveer 35 km achter Berlijn.

 

In Strausberg aangekomen werden ze ondergebracht in de houten barakken van het Ostlager ook wel Igelpfull (egelpoel) genaamd.  Deze barak H. was ingedeeld in zaaltjes of kamers voor 16 personen. Ze hadden geluk dat ze als Enternaren en Twentenaren bij elkaar op een kamer konden verblijven Dirk had een zware kist bij zich met dekens ondergoed en kostuums op advies van zijn bezorgde vader. Hier kregen ze eten en drinken in de kantine van de fabriek waar ze tewerkgesteld zouden worden De andere dag bleek dat de munitiefabriek  van het Mӓrkiches-Walzwerk. Deze fabriek produceerde voornamelijk voor het Heereswaffenambt  munitie voor handvuurwapens.

 

De tocht van het lager naar de fabriek en omgekeerd werd gedaan onder geleide van een “Werkschutz” een fanatiek Hitler-aanhanger. Inmiddels hadden ze een “Ausweiskarte” met foto ontvangen die iedere (dwang)arbeider moest hebben.

 

Na een inwerkperiode van enkele weken moesten ze zelfstandig werken hoofdzakelijk draaien en freezen. Het werk werd minimaal betaald. Na enkele maanden mochten sommigen bij ziekte of een sterfgeval  met verlof naar huis. Je moest wel een verklaring tekenen dat je terugkwam. De meesten doken onder en kwamen niet terug. Daarna werd er geen verlof meer gegeven.

 

Het feit dat er oorlogstuig gefabriceerd werd en het werken voor de vijand stond de Enternaren tegen. Maar als ze het werk gesaboteerd zouden hebben zou er een zeer zware straf gevolgd zijn met vrijwel zeker de dood tot gevolg.

 

Ze waren jongens van rond de 20 jaar en hadden behoefte aan ontspanning maar er was geen enkele vrije dag. ’s Avonds na het werk mochtten ze Strausberg wel in en bezochtten ze regelmatig de bioscoop waar eerst de films van het front werden vertoond met veel propaganda (de Duitsers wonnen natuurlijk altijd). De Enterse groep en de andere Twentenaren  hadden veel steun aan elkaar. Na de bioscoop zochtten ze  het dichtstbijzijnde cafeetje in de buurt van hun barak. Dit was het café van de man “met het lamme handje” en dikke Bertha zijn vrouw.

 

Het eten in de kantine bestond uit koolsoep en een paar aardappelen waarvan er soms enkele verrot waren. Als er een pakje uit Holland kwam met allerlei lekkernijen was het feest. Alles werd gedeeld.

 

Dirk Kuipers overkwam in de nachtploeg een ongeluk met de machine waarvan de messen afknapten door een verkeerde afstelling. Gelukkig trof hij een “goede” Duitse voorwerker. Had hij de voorganger van deze voorwerker een pure Nazi-vriend  getroffen dan zou hij als saboteur bestempeld zijn. Opsluiting in een strafkamp  met alle gevolgen van dien zou best het gevolg hebben kunnen zijn.

 

Inmiddels waren ze bevriend met enkele Russische meisjes uit de vrouwenbarak, nette  en beschaafde meisjes. Deze meisjes hielpen hen met allerlei huishoudelijke klusjes zoals wassen, strijken en kleine reparaties aan de kleding. Dit behoedde de jongens voor verslonzing. Onderling vertelden ze elkaar over de toestand in Rusland en Nederland.

 

In januari 1943 kreeg  Dirk bericht dat zijn broer Johan op 28 januari zou trouwen. Dirk wilde daar toch wel erg graag bij zijn maar niemand kreeg nog verlof. Vluchten was de enige mogelijkheid maar dat was een ongewis avontuur met een mogelijk fatale afloop.

 

Henk Scholten wilde ook  wel weg maar toch durfde hij het avontuur van vluchten later niet aan. Bij Dirk in de fabriek werkte dhr. Roskam die uit Enschede kwam. Die kende Duitsland aardig goed en sprak vloeiend Duits. Hij had ook al in Thϋringen gewerkt. Roskam was ongeveer 40 jaar en had een beenprothese. Roskam had verlofpapieren bij zich die tot Thϋringen geldig waren. Dirk had geen verlofpapieren en zonder papieren was het altijd kritiek bij controle. ’s Avonds vertrokken ze  vanuit Strausberg met de tram naar Berlijn. Hier werd gekozen voor een stoptrein richting Thϋringen. In de sneltrein of D-Zug was er altijd controle en was het risico veel groter. In een wachtkamer onderweg kregen ze een keer controle. Roskam toonde de Polizeibeamte zijn geldige papieren en in zijn perfecte Duits vertelde hij dat Dirk dezelfde papieren had. Ze kwamen met de schrik vrij.

De Elbe in de buurt van het plaatsje Ferchland. Hier werden Dirk Kuipers en Dirk Bouwhuis over de rivier geroeid.

Nadat ze bij een controle met de schrik vrij waren gekomen ging de vlucht verder  naar Rheine. Hier troffen ze Hollandse jongens die vrijwillig in Rheine in de fabriek werkten en elke dag op en neer reisden naar huis in Holland. Deze  zorgden er voor dat ze die middag in de kantine van de fabriek waar ze werkten konden eten.

 

De jongens in Rheine adviseerden ons hoe we moesten reizen om weg te komen. Vanuit Rheine gingen we met de stoptrein naar Gronau dus zaten we al dicht bij de Hollandse grens. In Gronau stapten we uit de trein en liepen vandaar richting grensovergang met de kerktoren van Glanerbrug in het zicht. Dirk beloofde Roskam dat ze bij elkaar zouden blijven omdat die niet zo snel uit de voeten kon vanwege zijn prothese. En of de duivel ermee speelde kwam er plotseling een grenswachter met een geweer om zijn  nek de hoek om en riep direct “halt”. We hadden geen geldige papieren en moesten meteen mee naar een Polizeiburo. Dit was op 28 januari 1943 precies op de dag  dat de broer van Dirk zou trouwen.

 

Ze werden gearresteerd en moesten de nacht in de cel doorbrengen. De andere dag werden ze onder begeleiding van twee Wehrmachtsoldaten naar het station gebracht. Van hun eigen geld moesten ze een kaartje naar Berlijn kopen. De soldaten bewaakten hen tot de trein vertrokken was. De volgende dag waren ze terug in Strausberg.  Behalve een donderspeech van de fabrieksleider brachten ze het er genadig af. Maar met Pasen 1943 toen iedereen drie dagen verlof kreeg moesten Dirk en zijn maat deze dagen de cel in.

 

Kort hierna werd Dirk ernstig ziek. Hij kreeg een zware longontsteking en hoge koorts.  De jongens zorgden zoveel mogelijk voor versterkende middelen en extra dekens. Een dokter kwam er niet. Dirk heeft het kantje boord gered en zoals hij zei “ik heb een goede engelbewaarder gehad”.

 

In de fabriek werkten ook veel meisjes van allerlei nationaliteiten zoals Franse, Poolse, Russische en ook Duitse meisjes. De jongens waren net twintig en hadden uiteraard belangstelling voor de meisjes. Dirk  leerde een lief beschaafd Russisch meisje kennen dat Hallina heette. Ze werden verliefd en zouden veel met elkaar optrekken tot het eind van de oorlog.

 

Vanwege het vele ongedierte in de barakken in de zomer van 1943 sliepen de jongens buiten de barakken

De zomer van 1943 was warm en dat had onvoorziene gevolgen. De hygiёne in de barakken liet veel te wensen over zodat luizen, vlooien en ander ongedierte zich met duizenden vermenigvuldigden. De juiste bestrijdingsmiddelen ontbraken. Het ongedierte zat in slopen, dekens en tussen de kieren van de barak. Wanneer je ze kapot drukte stonken ze ook nog eens verschrikkelijk. Sommige jongens krabten zich huid en gezicht stuk. De meeste jongens zijn van ellende ’s nachts buiten gaan slapen. Gelukkig voor de Hollandse jongens zijn er later nieuwe barakken bijgebouwd zodat de ellende voorlopig  voorbij was.

 

De maat van Dirk, Henk Scholten eveneens uit Enter kreeg in de herfst van 1943 een ongeluk dat gelukkig goed afliep. Henk Scholten had een mooie kop met donkerblond krullend haar. In de fabriek waar ze werkten kwam hij met zijn hoofdhaar in een draaiende spil van de smurgmachine. Hierbij werd zijn hoofdhaar grotendeels uitgerukt. Een Duitser die daar ook werkte zag het ongeluk gebeuren en greep meteen in. De smurgmachine werd meteen stopgezet. Gelukkig is het goed afgelopen en later kwam zijn hoofdhaar en krullen volledig terug.

 

In de loop van 1944 werden de bombardementen op Duitse steden steeds heviger.  In Berlijn waarnaar de jongens diverse keren een uitstapje maakten stond bijna geen huis meer overeind. Ook Strausberg  en met name  de fabriek waar ze werkten ontkwam  er niet aan. Soms moest er munitie overgeladen worden van wagons in vrachtwagens. Ontploffingsgevaar was er altijd vooral als vliegtuigen van de Russen of Amerikanen de wagons onder vuur namen. Op een keer gooide een Amerikaans vliegtuig een reserve brandstoftank los. De tank met kerosine kwam op de barak terecht en bleef half in het dak overeind staan.  Het gevaar kwam steeds dichterbij en hun leven was meerdere keren in gevaar. ’s Nachts gooiden de Russen fosforbommen die overal hevige branden veroorzaakten. Ook een  gedeelte van de barakken brandde af. De Russinnen die daar zaten raakten alles kwijt.

 

In het voorjaar van 1945 werkten Dirk en de anderen onder grote spanning weer in de munitiefabriek. Er was een bombardement van de Russen met brandbommen en de barak waarin de Russinnen lagen werd geraakt. Ze sprongen in een zandkuil en zagen de enorme vuurzee om zich heen. Gelukkig overleefden ze het inferno. Op een avond zaten Dirk en Bouwhuis en anderen in een loopgraaf tijdens een luchtgevecht boven hun. Bouwhuis had zich net wat verplaatst toen een granaatscherf insloeg op de plek waar hij net gezeten had.

 

De directeur van de fabriek had gedreigd dat ze de kogel kregen als ze niet op het werk verschenen. Diegenen die over het hek zouden vluchten zouden zonder vorm van proces worden opgehangen. Dirk had zich in ”gedachten” al op het ergste voorbereid. Zijn Russische vriendin Hallina bleef zoveel mogelijk bij hem in de buurt zodat ze steun aan elkaar hadden.

Het was nu april 1945. Dirk had van een grote molton deken een grote rugzak gemaakt die hij zelf had gestikt. Hij heeft daar veel in mee kunnen nemen zoals ondergoed, lepels , broodmes, foto’s en een wollen deken. ’s Avonds moesten ze in de schuilkelder. Ze leefden nu van dag tot dag.

Toen kregen ze van (Duitse) hogerhand het bevel Strausberg te verlaten omdat de Russen al bijna voor de poorten van Strausberg stonden.  Ze waren blij dat ze de fabriek en de barakken konden verlaten omdat ze altijd bang waren geweest dat de Duitsers de hele boel  met de arbeiders erbij zouden opblazen.

Dirk Kuipers voor barak H van het Ostlager ook wel Igelpfull (egelpoel) genaamd in Strausberg

Het ogenblik van vluchten, maar nu voor de gevechten en de Russen was aangebroken. Onder militaire begeleiding  moesten ze Strausberg verlaten. Het was ’s avonds laat  en de hele nacht werd er doorgesjouwd . De tocht naar het Westen ging door bossen, velden en weilanden. Honderd en vijftig kilometer tot aan de Elbe. De wegen werden zoveel mogelijk gemeden i.v.m. beschietingen door Russische jachtvliegtuigen. Op de 2e dag van de vlucht naar het Westen werden ze plotseling verrast door een bombardement met splinterbommen. Wonder boven wonder hebben ze dit allemaal overleefd. Deze afschuwelijke belevenissen zouden ze nooit vergeten.

 

Ze besloten hun vluchtgroep kleiner te maken. Ze bleven met 12 man over waaronder Dirks vriendin Hallina en  haar zuster Katharina en de jongens uit Enter en omgeving. Zo konden ze gemakkelijker aan eten komen. Ze sliepen in varkensschuren en paardenstallen. De mensen in Duitsland stonden doodsangsten uit voor de Russen en terecht want deze zaten vol wraakgevoelens voor wat hen door het Duitse leger was aangedaan.

 

Vroeg op een ochtend ging het over een zandweg richting de rivier de Elbe. Ze kwamen hier veel Russinnen en Polen tegen die niet over  de Elbe mochten. Dit betekende dat Hallina en haar zus Katharina ook niet mochten oversteken richting het Westen. Er bleef helaas niets anders over dan dat ze afscheid moesten nemen van deze lieve Russische meisjes. Toen Dirk richting Elbe liep hebben ze elkaar net zolang toegezwaaid tot er alleen nog een glimp van Hallina overbleef.

 

Bijna ieder uur ging er een roeiboot over de Elbe geroeid door twee Polen die betaald wilden worden met een horloge of ander sieraad. Dirk  en de anderen hadden dat niet. Toen de boot van de kant afging sprongen Dirk en Bouwhuis op het laatste moment in de boot ondanks fel protest van de Polen werd er toch doorgeroeid en bereikten ze veilig de Westelijke oever van de Elbe. De eerste nacht na de overtocht sliepen ze in een kazerne van voormalige Duitse soldaten. De volgende morgen gingen ze naar het station aan de overkant waar een  trein met een lange rij veewagons klaarstond.  De wagons waren zo stampvol dat je nergens kon zitten. Ze gingen nu richting Nederland. De trein was zo overvol dat sommigen op het dak waren gaan zitten. Dit was levensgevaarlijk vooral als de trein door een smalle tunnel of een viaduct reed. Hierdoor zijn er diversen  verongelukt.

 

Ze kwamen aan in Tilburg waar ze overnachtten. Hun kleding moest ontsmet worden tegen ongedierte. Vanuit Tilburg ging het  met de trein naar Den Bosch en vandaar liftend naar Apeldoorn. Vandaar konden ze met een militaire bus naar Deventer en toen naar Wierden. In Wierden trof Dirk nog een bekende die ook in Strausberg had gewerkt. Deze bood Dirk aan hem per fiets naar  huize Kuipers in Enter te brengen. Het was een doordeweekse dag en vader en moeder Kuipers deden een middagslaapje. Ze waren totaal overdonderd dat Dirk terug was en ontroerd van vreugde en dankbaarheid. De hele buurt liep uit om Dirk te verwelkomen.  Het heeft tot 1988 geduurd voor Dirk in staat was dit verhaal te vertellen.

 

In 1980 na de opheffing van het IJzeren Gordijn even terug in het stadje waar ze 2 1/2 jaar gedwongen werkten. V.l.n.r.: Mij niet bekende man, Henk Scholten en Dirk Kuipers

 

 

 

Johan Altena

 

 

Deze verhalen zijn eerder gepubliceerd in de Wiezer, 2020 week 36 t/m 40